Tussen 13 en 26 mei 2024 organiseerden de ondernemingen met meer dan 50 werknemers sociale verkiezingen. Bijna 1,4 miljoen werknemers konden deelnemen. Zo’n 60% deed dat ook. Wat zijn de resultaten en de grote verschuivingen vergeleken met de sociale verkiezingen van 2020?
De gemiddelde participatiegraad van 60% betekent een daling (-6,41% voor de OR en -6,85% voor het CPBW) ten opzichte van de sociale verkiezingen van 2020. De daling heeft zich nog forser doorgezet tegenover de edities van 2016 en 2012. Daar staat tegenover dat de participatiegraad bij de jonge werknemers onder de 25 jaar zich heeft herpakt. 42% van hen ging stemmen, ten opzichte van 39% in 2020 en 30% in 2016.
De christelijke vakbond (ACV) blijft met kop en schouders de grootste vakbond. Maar het ACV lijdt wel licht verlies, ten voordele van de socialistische (ABVV) en liberale vakbond (ACLVB).
Voor de ondernemingsraden, haalt het ACV 53,32 procent van de zetels, zo'n 2 procent minder dan in 2020. Het ABVV stijgt in de ondernemingsraden naar 34,61 procent van de zetels en het ACLVB stijgt naar 10,86 procent. Voor de liberale vakbond is het de eerste keer dat dat ze boven de 10 procent van de zitjes uitkomt.
Bij de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk, houdt het ACV nog 55,38 procent van de zetels over. ABVV stijgt daar lichtjes naar 34,24 procent en het ACLVB naar 10,38 procent. De regionale verschillen blijven ook behouden. ACV blijft de grootste zowel in Vlaanderen, Wallonië als Brussel, met de hoogste score in het noorden van het land. ACLVB doet het het best in Brussel, met 15,8 procent van de ondernemingsraadzitjes. ABVV staat het sterkst in Wallonië, met 42,9 procent.
Ongeveer 40 procent van de verkozen vakbondsvertegenwoordigers is vrouwelijk, maar dat cijfer groeit maar traag. Dat is opvallend, want meer dan de helft van de werknemers in de ondernemingen zijn vrouwen.