Wie in uitzendarbeid werkt, loopt meer kans om te overlijden dan wie met een vast contract werkt. Dat blijkt uit een recent VUB-onderzoek. Voor mannen in de uitzendarbeid ligt de sterftekans zelfs 50% hoger.
Onderzoekers van de VUB gebruikten de volkstelling van 2001 en koppelden de gegevens die toen bevraagd werden, aan gegevens over de sterfte voor de 13 daaropvolgende jaren, tot en met 2014. De analyses spitsen zich toe op inwoners van België die in 2001 tussen 30 en 59 jaar oud waren en zich identificeerden als werknemers. In totaal konden zo 1,4 miljoen individuen onderzocht worden.
De resultaten van het onderzoek geven duidelijk weer dat de verschillen in sterfte naar arbeidsstatuut over het algemeen sterker zijn bij mannen dan bij vrouwen.
Vooral bij mannelijke uitzendkrachten en seizoensarbeiders worden hogere sterftecijfers vastgesteld in vergelijking met mannen met een permanent contract. Uitzendkrachten hebben een mortaliteit die iets meer dan 50 procent hoger ligt, bij seizoensarbeiders ligt de mortaliteit iets onder de 50 procent hoger. Ook voor mannen met een contract van bepaalde duur en in een tewerkstellingsprogramma zijn er significante verschillen tegenover mannen met een vast contract.
Bij vrouwen zijn het in de eerste plaats de uitzendkrachten die een 30 procent hogere mortaliteit hebben in vergelijking met werkneemsters met een permanent contract.
In de hogere sterfte van uitzendwerknemers - zowel mannen als vrouwen - en seizoenarbeiders - mannen - spelen vooral externe doodsoorzaken, onder andere verkeersongevallen en zelfmoord, een belangrijke rol. Opvallend is dat mannelijke seizoensarbeiders een 5 keer hoger risico hebben om te overlijden in een verkeersongeval.
Bij mannen is er bij meerdere types van tijdelijk werk ook een hogere sterfte ten gevolge van kanker en cardiovasculaire aandoeningen.
Duidelijk is ook dat werken in ploegendienst het risico op overlijden door alle oorzaken bij mannen verhoogt in vergelijking met mannen met glijdende werkuren.
Vrouwelijke uitzendkrachten hebben een groter relatief risico op sterfte door cardiovasculaire oorzaken in vergelijking met werkneemsters met een contract van onbepaalde duur.
De gegevens lieten evenwel niet toe statistisch te corrigeren voor verschillen in levensstijl, onder andere roken en ongezonde eetgewoonten. De vastgestelde relaties kunnen voor een deel daaraan te wijten zijn.
Deze resultaten zijn bovendien slechts een momentopname van de arbeidssituatie uit de volkstelling van 2001. Het is onduidelijk welk carrièretraject de werknemers in de jaren erna liepen: sommige mensen zullen voor lange tijd in tijdelijke arbeidsstatuten blijven hangen, terwijl anderen misschien snel naar een meer permanente job doorstroomden of de arbeidsmarkt verlieten.
Toch valt het op dat zelfs een momentopname heel sterke relaties met vroegtijdige sterfte aantoont. Deze bevinding verleent daarom verdere steun aan de theorie van 'littekeneffecten': zelfs een kortstondige periode van werkloosheid of onzeker werk kan blijvende gevolgen hebben voor de welvaart en de gezondheid van mensen.