Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid

Op 5 juli 2024 verscheen richtlijn (EU) 2024/1760 inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en Verordening (EU) 2023/2859 in het Europees Publicatieblad.

Krijtlijnen van de richtlijn

De lidstaten van de Europese Unie (EU) dienen uiterlijk op 26 juli 2026 de richtlijn om te zetten. De richtlijn is van toepassing:

  • vanaf 26 juli 2027 voor vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van de lidstaat zijn opgericht, gemiddeld meer dan 5 000 werknemers hadden en in het laatste boekjaar voorafgaand aan 26 juli 2027 een wereldwijde netto-omzet van meer dan 1,5 miljard euro behaalde (of opgericht in een derde land met zelfde omzet);
  • vanaf 26 juli 2028 voor ondernemingen die zijn opgericht in overeenstemming met de wetgeving van de lidstaat, gemiddeld meer dan 3 000 werknemers hadden en een wereldwijde netto-omzet van meer dan 900 miljoen euro behaalden in het laatste boekjaar voorafgaand aan 26 juli 2028 (of opgericht in een derde land met zelfde omzet);
  • vanaf 26 juli 2029 voor alle andere in de richtlijn bedoelde vennootschappen.

Bedrijven moeten een risicogebaseerde passende zorgvuldigheid op het gebied van mensenrechten en milieu (“passende zorgvuldigheid”) zoals vastgelegd in de artikelen 7 tot en met 16 betrachten, die 6 stappen omvat:

  1. integratie van passende zorgvuldigheid in beleidsmaatregelen en managementsystemen
  2. vaststelling en beoordeling van negatieve effecten op de mensenrechten en het milieu
  3. preventie, beëindiging of minimalisering van feitelijke en potentiële negatieve effecten op de mensenrechten en van negatieve milieueffecten
  4. monitoring en beoordeling van de doeltreffendheid van maatregelen
  5. communicatie
  6. verstrekking van herstel

Bedrijven die een transitieplan voor beperking van de klimaatverandering in overeenstemming met richtlijn 2013/34/EU op het gebied van duurzaamheidsrapportering moeten opstellen, worden geacht te hebben voldaan aan deze specifieke verplichting uit hoofde van deze richtlijn. Ook de jaarlijkse verklaring op de website van het bedrijf rond aangelegenheden van deze richtlijn moet niet uitgevoerd worden als men valt onder richtlijn 2013/34/EU, en dit om duplicatie te vermijden.

Verschillende tijdstippen

Op 3 verschillende tijdstippen moeten bedrijven van verschillende grootte en omzet immers starten met duurzaamheidsrapporten te maken in uitvoering van richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen.

Bedrijven zullen ook een overgangsplan moeten opstellen om hun bedrijfsmodel in overeenstemming te brengen met de Overeenkomst van Parijs, meer bepaald de daarin vastgestelde maximale opwarming van de aarde met 1,5 graad Celsius. De activiteiten betreffen eigen activiteiten of die van hun dochterondernemingen en, indien deze verband houden met hun activiteitenketens, die van hun zakenpartners.

Activiteitenketens zijn zowel activiteiten van de upstream als downstream. Upstream houdt verband met de productie van goederen of de verrichting van diensten door die onderneming, met inbegrip van het ontwerp, de winning, het betrekken, de vervaardiging, het vervoer, de opslag en de levering van grondstoffen, producten of onderdelen van producten en de ontwikkeling van het product of de dienst. Downstream houdt verband met de distributie, het vervoer en de opslag van een product van die onderneming, indien de zakenpartners deze activiteiten voor of namens de onderneming uitvoeren, en met uitzondering van de distributie, het vervoer en de opslag van een product dat onderworpen is aan controles op de uitvoer.

Er worden tevens begeleidende maatregelen uitgewerkt zoals:

  • een Europees centraal toegangspunt
  • richtsnoeren inzake vrijwillige modelcontractbepalingen en andere globale richtsnoeren;
  • begeleidende maatregelen;
  • een centrale helpdesk.

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten over passende bevoegdheden en middelen beschikken om de hun krachtens deze richtlijn toevertrouwde taken uit te voeren. De Commissie richt tevens een Europees Netwerk van toezichthoudende autoriteiten op.

De lidstaten zorgen ervoor dat elk besluit van de toezichthoudende autoriteiten betreffende sancties in verband met inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationaalrechtelijke bepalingen bekend wordt gemaakt, gedurende ten minste vijf jaar voor het publiek beschikbaar blijft en wordt toegezonden aan het Europees netwerk van toezichthoudende autoriteiten.

Meer informatie

Bron: Beswic